6 juni 2016

ONS ERMELO; WAT HAAR ZO BIJZONDER MAAKT

ONS ERMELO; WAT HAAR ZO BIJZONDER MAAKT

‘Ik ben er trots op dat ik jullie burgemeester mag zijn’ vertelt André Baars aan de honderden bewoners die op 3 maart jongstleden samen met familie, medewerkers en vrijwilligers in de Opstandingskerk bijeen zijn ter gelegenheid van het 125 jarig jubileum van ’s Heeren Loo. Burgemeester Baars noemt vele bewoners bij hun naam en geniet zichtbaar van het contact met de bewoners van ’s Heeren Loo.

’s Heeren Loo           
Tijdens de kruistochten tegen de Turken wordt rond 1100 de Orde van St. Jan in Jeruzalem opgericht. Vanuit het in 1251 door hen gestichte klooster in Utrecht wordt St. Jansdal in Ermelo gesticht. Het terrein van dit klooster bevindt zich tussen de Horsterweg en de Horloseweg. Een andere naam voor het klooster is ‘Hof te Loo’. Er verschijnen klooster- en bedrijfsgebouwen, omringd door een gracht. In 1481 strekt het bezit van het klooster zich uit tot aan de westgrens van Harderwijk. Rond 1570 wordt een nieuw klooster gebouwd in Harderwijk en raakt het terrein in Ermelo in verval. Het poortgebouw blijft bestaan. In 1737 wordt het voormalige kloosterterrein eigendom van de familie Meester, die het omvormt tot een echt landgoed. De oorspronkelijke gracht wordt verbreed tot een lange vijver. In 1853 verkoopt de familie het landgoed aan baron mr. P.C. Nahuys. Deze laat in 1876 een landhuis bouwen schuin voor het oude poortgebouw. In 1884 koopt Jhr. W.F.G. Sickinghe het landgoed en bewoont het tot 1890. In dat jaar verkoopt hij het aan de heer M.J. Chevallier, de voormalige eigenaar van het landgoed Veldwijk. Chevallier koopt het niet voor zichzelf, maar voor de ‘Vereniging tot Opvoeding en Verpleging van Idioten en Achterlijke Kinderen’, waarvan hij één van de oprichters is. Deze Vereniging koopt ’s Heeren Loo in 1891 van Chevallier om op het terrein een inrichting te openen. De eerste directeur is Fokko Kortlang, die zijn intrek neemt in het Heerenhuis op het landgoed. Heerenhuis en Poortgebouw zijn tegenwoordig in gebruik als kantoorpanden.

Reveil
In Ermelo vindt halverwege de 19e eeuw een opwekking plaats waarvan het hoogtepunt valt in 1856 en 1857. Ds. Witteveen is dan predikant in Ermelo en zijn werk vertoont een duidelijke piëtistische inslag. Dat blijkt uit zijn prediking, zijn aandacht voor het onderwijs en catechisatie, zijn zorg voor zieken en zijn deelname aan de gezelschappen. Er vinden krachtdadige bekeringen plaats. Hij zoekt geestverwanten in de reveilkringen onder wie de arts Abraham Capadose en baron P.J. van Zuylen van Nijevelt en bezoekt de vergaderingen van de Christelijke Vrienden. Via deze vergaderingen vindt hij zijn weg naar de zendingsdagen in Zeist, georganiseerd door de Broedergemeente (Hernhutters), die verwant is aan de vroomheid van het Reveil. Op de zendingsdagen in Zeist zijn ook gasten aanwezig uit Wuppertal, Elberfeld en Barmen. In Elberfeld staat sinds 1847 de Niederländisch Reformierte Kirche, waar H.F. Kohlbrugge lange tijd predikant is. In Elberfeld worden ook zendingsdagen gevierd, waar ds. Witteveen met leden van zijn gemeente graag naartoe gaat. Langs deze wegen maakt Witteveen kennis met belangrijke mensen van de christelijke hulpverlening in Duitsland, onder wie Theodor Fliedner en Friedrich von Bodelschwing.  In 1863 richt ds. Witteveen het Huis van Barmhartigheid op. Mensen die door hun levensomstandigheden, hun lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen, vinden er huisvesting, voeding en verpleging. Er is een warme sfeer, de dagindeling ligt vast, gezamenlijk gebed neemt een belangrijke plaats in en er wordt veel gezongen.

’s Heeren Loo 125 jaar       
Dr. mr. Willem van den Bergh, predikant te Voorthuizen, behoort tot de leidinggevende mensen binnen de gereformeerde richting (Doleantie). Ook hij bezoekt instellingen voor zwakzinnigenzorg in Duitsland. Aan hem is de taak opgedragen de diaconale zorg te reformeren. Eén van zijn initiatieven is de oprichting van de Vereniging ’s Heeren Loo. Leden van het eerste bestuur van ’s Heeren Loo zijn ondermeer Fokko Kortlang, M. J. Chevallier en Evert van Aken, schildersbaas in Harderwijk. Van Aken heeft zelf een zwakzinnige zoon en maakt Van den Bergh erop attent hoe moeilijk het is om verzorging voor zwakzinnigen te vinden. Chevallier is gehuwd met Henriëtte Belmonte, een schoonzuster van Isaäc da Costa. Chevallier heeft Witteveen nog gekend. Hij vormt een verbindingsschakel met het Reveil.

De hoofdreden voor de oprichting van ’s Heeren Loo is het gebrek aan opvangmogelijkheden voor zwakzinnigen binnen het geheel van de gereformeerde instellingen van barmhartigheid. Op 6 februari 1891 neemt de eerste bewoner, Geurt, zijn intrek op het Ermelose landgoed. Het is het begin van de georganiseerde zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De vereniging voorziet in een behoefte. Er worden in korte tijd meer nieuwe instellingen geopend. Enkele voorbeelden zijn: Groot Emaus (1907), een orthopedagogisch centrum voor hulpverlening aan jongeren met een licht verstandelijke beperking en Lozenoord (1911) een instelling voor meisjes, dat in 1934 fuseert met ’s Heeren Loo en ook elders in het land starten nieuwe instellingen zoals de Dr. mr. Willem van den Bergh stichting in Noordwijk (1923) en de Hartenberg (1968) te Wekerom. Inmiddels is de organisatie in het hele land actief . Er gaat ruim een half miljard euro in om. Er werken ca. 12.500 mensen (8.000 fte) op meer dan 100 locaties in heel Nederland. De organisatie is de grootste zorgaanbieder in Nederland voor mensen met een verstandelijke beperking en biedt ondersteuning aan meer dan 10.000 mensen.

Masterplan centrumgebied ’s Heeren Loo Ermelo         
’s Heeren Loo Ermelo werd lange tijd door veel Ermeloërs gezien als een dorp aan de rand van het dorp. Het bestuur van ’s Heeren Loo heeft een masterplan vastgesteld en dat voorgelegd aan de gemeente Ermelo. Het masterplan doet dienst als onderlegger voor een beeldkwaliteitsplan, dat door de gemeente wordt vastgesteld. Centraal in de visie staat de positionering van de instelling als een open woonzorgpark, dat uitnodigend is voor cliënten, hun familie en voor alle Ermeloërs. Daarbij is de functie van specialistische topzorg voor zeer intensieve en complexe zorgvragen onderscheidend. Een belangrijk onderdeel van het plan is de ontwikkeling van een nieuw centrumgebied.

Uit het eerste jaarverslag    
“De ellende der idioten in ons Vaderland was een meestal verborgen, onbekende ellende. Maar de oogen gingen open, de beurzen ontsloten zich (…). Onze arbeid begint sympathie te krijgen van ons volk; in hoogeren en lageren kringen wordt offervaardigheid getoond (…). Waaraan hebben wij dit te danken? Aan den invloed van onze persoonlijkheid? Volstrekt niet. Tot de zoodanigen behoort niet één dergenen die in het bestuur zitting hebben. Aan onze trouw, aan onze toewijding in den arbeid der dienende liefde? Te roemen is ons niet oorbaar. Wat we gedaan hebben was niets anders dan schuldige plicht; wij blijven slechts onnutte dienstknechten. Aan de goede geruchtmakende vruchten die ’s Heeren Loo afwierp dan? Alles is daar nog slechts in staat en wording (…). Nee, wij hebben het dank te wijten aan de goede gunste Gods over ons. Hij bekwaamde ons tot onze arbeid, en gaf het ons dien met blijdschap en niet al zuchtende te verrichten’.

FGR