17 december 2013

Ermelo en zijn agrariers

De vierluik “Ermelo en zijn …” is uiteindelijk uitgegroeid naar een vijfluik. Want ja, er is ook zoveel over Ermelo te schrijven! In de afgelopen nummers is aandacht besteed aan Ermelo en zorg, kazernes, bedrijven en recreatie. Natuurlijk zijn we daarbij de agrariërs niet vergeten, want wat is er mooier dan met een belangrijke sector van de Ermelose economie, die vaak onderbelicht blijft, af te sluiten? En nee, een boer heeft niet, zoals wellicht uw beeld is over het leven op een boerderij, een paar koeien, apart in hokken, in de stal staan, die elke dag gevoerd en gemolken moeten worden. Ook in het boerenbedrijf bestaat variatie. U leest het één en ander in dit artikel over de verschillende boerenbedrijven, die Ermelo rijk is.

Ermelo’s agrarische geschiedenis

Ermelo, met een grondoppervlak van ruim 87 km2, telt nu zo’n 120 agrarische bedrijven. En dat betekent dat er ook minstens zoveel mensen elke dag met hart en ziel werkzaam zijn in deze sector. Een gemiddelde werkdag begint om kwart voor zes ’s ochtends en eindigt om zes uur ’s avonds en dat  zeven dagen in de week het hele jaar door.

Zoals ook Ermelo er niet zomaar ineens was, maar er een lange geschiedenis aan vooraf ging, moeten we voor de voorlopers van de huidige agrariërs ook ver terug in de tijd, namelijk de prehistorie. Toen vestigde het zogenaamde “klokbekervolk” zich op de zandgronden van de Veluwe. Men bouwde nederzettingen en ging zich bezig houden met vooral landbouw en een klein beetje veeteelt, in plaats van steeds rond te trekken als nomaden. Akkers moesten worden bewerkt om graan te verbouwen. Wilde dieren, zoals runderen en schapen, werden tam gemaakt, vetgemest en/of gemolken. Eerst vooral voor eigen familie, maar langzamerhand zien we de ruilhandel ontstaan. De smid in het dorp maakt van ijzer een spade voor de boer, als deze hem maar een zak graan geeft, die de molenaar voor hem maalt in ruil voor weer andere diensten. Het zou te ver voeren om de hele geschiedenis hier uiteen te zetten, maar nu is in ieder geval duidelijk waar het allemaal begonnen is.

In gesprek met boer Gert

Om eens wat meer van het boerenleven te weten te komen, ging ik langs bij Gert Timmer. De boerderij staat in het gebied “De Driehoek”, waar de gemeente Ermelo bezig is met plannen voor gebiedsontwikkeling. Hijzelf is 42 jaar oud en heeft het boerenbedrijf voortgezet van vader op zoon. In het verleden hield opa Timmer eenden, slachtkuikens en kalveren. Uiteindelijk is hij alleen verder gegaan met slachtkalveren. Voor een boerderij is uitbreiding soms gewenst, toch is hier de laatste uitbreiding geweest in 1980. Vanaf dan zit de boel op slot. En niet omdat boer Gert niet wil uitbreiden, graag zelfs! Nee, daar is tot nu toe geen ruimte voor in de plannen van de gemeente. Naast de boerderij ligt een camping, terwijl deze daar volgens bestemmingsplan niet hoort. Het is namelijk een agrarisch bestemmingsplan, maar het wordt gedoogd. Samen met de bedrijven en bewoners uit de Driehoek is de gemeente in gesprek voor herontwikkeling van het gebied, iedereen mag wensen en plannen indienen. Maar boer Gert denkt dat het allemaal niet helpt. Het duurt allemaal al zo lang en er komt maar geen duidelijkheid vanuit de gemeente. Ook de bereikbaarheid van het bedrijf laat te wensen over. De drempels zijn veel te hoog voor landbouwvoertuigen.  

Over het bedrijf heeft hij aangenamere dingen te vertellen. Het maakt deel uit van de VanDrie Group, een kalverhouderijketen. Zo worden niet alleen de kalveren maar ook het voer geleverd. Ongeveer 700 vleeskalveren verblijven in groepen van zes in aparte hokken. Ze worden in kleine aantallen gebracht als ze veertien dagen oud zijn, om na 28 weken, als ze groot zijn geworden, weer opgehaald te worden voor de slacht. De eerste weken staan ze wel apart, omdat ze dan eerst moeten wennen aan de melk, anders gaan ze bij elkaar urine drinken (vanwege een sterke zuigreflex) en worden ze ziek. Meestal staan er vooral stieren, maar soms ook vaarzen. Per dag moeten de kalveren twee keer gevoerd worden met melkpoeder, die wordt opgelost in warm water (70° Celsius). Na doorvragen kom ik erachter dat deze poeder eigenlijk niet eens uit melk, maar uit heel veel andere voedingsstoffen bestaat, weer moet ik mijn beeld bijstellen. Daarnaast krijgen de kalveren ook krachtvoer of ruwvoer. Dit wordt aangevoerd in brokken, die zijn samengesteld uit ook weer heel veel grondstoffen, waaronder mais. Gemengd met stro wordt dat twee keer per dag aan de kalveren gevoerd.

Boer Van Bentum vult aan…

Er is verschil in kalveren. Er zijn witvleeskalveren. Vroeger stonden ze in kisten, omdat men dacht dat door veel beweging het vlees roze werd. Hiertegen werd toen geprotesteerd door milieugroepen. Maar ook deze lopen nu gewoon los in groepen, dus af en toe doen ook die milieuactivisten wel eens iets goeds. Vaak krijgen deze kalveren alleen melk, om het vlees wit en lekker mals te houden. In Nederland wordt dit relatief dure kalfsvlees niet gegeten, we exporteren het naar de Zuiderburen. Daarnaast zijn er rosévleeskalveren. Deze krijgen naast melk ook krachtvoer. Door de voedingstoffen verkleurt het vlees en wordt het roze. Dat vlees kun je ook kopen bij Albert Heijn.

Boer Jan vertelt

Jan Schouten is in 1946 geboren. Altijd al Ermeloër (gemeente Ermelo) geweest en vanaf 1970 woont hij in Speuld. De boerderij doet in aantal bewoners niet onder voor Speuld, met om en nabij de 380 inwoners! Dat zult u verder wel lezen. Op een avond ga ik eens bij hem langs. En naast boeren kan hij goed vertellen!

Boer Jan: “Ik ben boer geworden toen ik ben getrouwd. Maar zoals je voor dominee een roeping nodig hebt, heb je dat ook nodig voor boer. Ze kijken je op het gemeentehuis gek aan als je een aanvraag voor een nieuwe stal indient, want ja wie wil er tegenwoordig nog boer zijn?  Niet alleen een roeping, je moet er ook gevoel voor hebben. Als ik in de stal loop met mensen en ik zeg: “dat beest mankeert wat”, dan vragen ze hoe ik dat zie. Maar dat heb je of niet. Toch ben je tegenwoordig niet alleen boer, je moet ook accountant, adviseur en fiscus zijn. Het grootste probleem van de agrarische sector is al die regelgeving! En dat verandert ook nog eens om de zoveel tijd.” Dat heb ik inderdaad vaker gehoord. Zou er echt niets aan te doen zijn?

“Mijn zoon en ik runnen het bedrijf. Wij regelen zelf de aan- en verkoop van kalveren en de afvoer van mest. Het bedrijf is volop geautomatiseerd, en we hoeven bij de meeste dingen alleen nog maar te controleren. Wel moet het computersysteem up-to-date worden gehouden. Aan de Leuvenumseveld hebben we stallen met 900 vleeskalveren. Eindelijk na 5 jaar lang praten en onderhandelen met de gemeente zijn we nu een nieuwe stal aan het bouwen voor 700 vleeskalveren erbij. We zijn ook zeker zo’n € 100.000,- lichter, en dan overdrijf ik niet! Alleen het bestemmingsplan wijzigen kost al een flinke duit. Maar de boel afbreken en stoppen is ook geen optie, want van het geld wat je dan krijgt, breng je weer 52% naar de belasting en heb je dus niet eens een fatsoenlijke ouwe dag. Want pensioen opbouwen kan niet voor een boer. Je steekt al je geld weer in het bedrijf om te investeren en zo je bestaan veilig te stellen.” Ik heb nooit beseft dat het boerenvak  zo veelzijdig was. Mijn respect voor hen wordt alsmaar groter…

“De nieuwe stal voldoet aan alle nieuwe (milieu-)eisen. Daar kunnen we zoals het er nu naar uit ziet jaren mee vooruit. In de toekomst kunnen er makkelijk zonnepanelen op worden gelegd om elektriciteit  voor de boerderij mee op te wekken. Ze hebben me altijd verteld dat op onze bestaande stallen het grootste zonne-energieveld ligt van Nederland, dat is voldoende om 1600 kalveren twee keer daags van warm (80° C) water te voorzien! Ongeveer zo’n 400 m2 buizen, waarin koelvloeistof wordt opgewarmd door de zon, en dat gaat naar een soort boiler, die het water weer opwarmt. Maar dan in het groot.” Ja, dat wil ik natuurlijk zelf wel eens zien, dus ga ik diezelfde week nog eens langs, maar nu om foto’s te maken als het nog licht is.

“Naast de kalveren hebben we ook ongeveer 60 koeien op het Houtdorperveld (heide) lopen. Die worden niet door ons gemolken, de melk is voor het kalf. Als een van de weinigen in Ermelo mag ik met de auto op de hei, om de koeien te controleren. ’s Winters staan ze in de stal. Zelf hebben we een stier die ze dekt, die wordt om de twee jaar vervangen door een nieuwe, anders krijgen we inteelt.”

Boer Leendert sluit de rij

Om ook nog wat over een andere tak van de sector te kunnen schrijven, heb ik meneer Van Staalduinen uit Staverden  opgezocht. Voor Ermelose maatstaven heeft hij een flink bedrijf met 100 volwassen melkkoeien en 70 opgroeiende pinken en kalveren. In Staverden zijn op dit moment nog vier melkveehouders en in Leuvenum vijf. Het melken gebeurt sinds afgelopen jaar met twee melkrobots. Ook daar zit een flink computersysteem achter. Door in het computersysteem af te lezen gegevens over de melkproductie van een koe, kan boer Leendert zien of een koe problemen heeft en gaat hij een kijkje nemen. ’s Middags krijgen de koeien gras, mais en meel. Omdat er onder de koeien een rangorde is van laag naar hoog, mag eerst de baas eten. De brokken krijgen de koeien individueel verdeeld in de melkrobot. De mest rijdt hij uit over de 55 ha land, die achter de boerderij ligt. Op het land lopen nog enkele droogstaande koeien, omdat zij voordat zij kalfjes krijgen een poos geen melk meer geven. Zomers lopen alle koeien overdags buiten, en dan kunnen ze ’s avonds in de melkrobot hun zware last weer kwijt.

Over het beleid van de gemeente is boer Leendert best positief. In de afgelopen jaren heeft hij een nieuwe stal  gebouwd en een bestaande stal uitgebreid zonder noemenswaardige problemen. Over het algemeen denkt hij wel dat er minder ruimte wordt geboden aan agrariërs, terwijl de sector toch een redelijk aandeel heeft aan de Nederlandse economie. Dat wordt vaak vergeten.

Ermelo: agrarische toekomst?

De verwachtingen voor de agrarische sector in Ermelo zijn zeker niet rooskleurig. Dat terwijl er in vergelijking met vroeger al niet zo veel boeren meer bestaan. Momenteel heeft 40% een opvolger en zal in 2030 waarschijnlijk nog maar circa 30% van de huidige bedrijven bestaan. Deze negatieve toekomstvoorspellingen zijn helaas niet zomaar uit de lucht gegrepen. Grote veranderingen in de agrarische sector wereldwijd laten ook hun invloed gelden in Nederland en waarom zou Ermelo het ontlopen? Maar wie zou het voor kunnen stellen: de Veluwe zonder koeien in een groene weide? Willen we het platteland behouden, zal er zeker in het beleid voor de buitengebieden de nodige veranderingen moeten plaatsvinden. Agrarische ondernemers hebben in de toekomst ruimte nodig om te kunnen blijven groeien en zo de groeiende concurrentie het hoofd te bieden. Maar niet alleen geografische ruimte, ook ruimte in regelgeving. Het zou mooi zijn als gemeente Ermelo die ruimte dan ook daadwerkelijk biedt.

HM